Linus Vanlaere is auteur en zorgethicus verbonden aan sTimul: zorgethisch lab (Vives) en KULeuven. In deze column behandelt hij telkens een ethische kwestie.
‘Zal ik in het woonzorgcentrum naar schlagers moeten luisteren? Of bel ik beter nu al om te zeggen dat ze de Sex Pistols moeten klaarleggen?’ (De Standaard, 22 april 2021). Red Zebra-frontman Peter Slabbynck (58) maakt zich duidelijk al zorgen over de muziek die hem in het woonzorgcentrum te wachten staat. ‘Generatie X wil in het wzc haar eigen soundtrack’, zo filosofeert journaliste An Olaerts hierop verder. Elke generatie heeft haar eigen soundtrack en ‘de muziek van toen’. Dus moet het woonzorgcentrum hierin mee. Hoewel … het is niet omdat je van ‘die generatie bent’ dat je automatisch ook houdt ‘van de muziek van toen’. Immers verandert de muzieksmaak van een mens naargelang je persoonlijke noden en die zijn anders als je 80 bent, zegt Olaerts. Daarenboven is elke mens uniek en dat geldt zeker voor muziek.
Misschien verzucht u nu: ‘Moeten we ons daar nu ook nog eens om bekommeren in ons wzc?’ Nee, dit is geen pleidooi voor een soort ‘vroegtijdige muzikale zorgplanning’. Laat staan voor een extra rubriek van vragen die aan de vragenlijst voor het kennismakingsgesprek kan worden toegevoegd. Al is muziek zeker niet onbelangrijk in een wzc dat wil inzetten op het thuisgevoel van haar bewoners.
Vooral pleit ik voor een persoonsgerichtheid in de ouderenzorg, voor een aandacht voor de uniekheid van een persoon en hoe we die uniekheid in de zorg centraal kunnen zetten. Om het met een meer filosofisch geladen vraag uit te drukken: hoe doen we het gelaat van de ander recht? Zo maakte de Franse filosoof Emmanuel Levinas het onderscheid tussen gelaat en gezicht. Het gezicht is wat we van de ander kunnen zien en begrijpen. Het is een diagnose, een anamnese, de info uit een vragenlijst. Het gelaat van de ander is echter wat we niet zien en wat ons be-grijpen overstijgt. Het gelaat brengt ons bij het mysterie dat een andere persoon altijd is. Het brengt ons ook bij de paradox van de liefde, misschien: hoe meer we van een ander houden, hoe meer we besef hebben van het mysterie dat de ander ook is. Leg maar eens uit waarom je van iemand houdt …
De aandachtige lezer – en dat bent u – zal zich nu afvragen: ‘Maar betekent persoons-gerichtheid nu net niet dat we toch heel goed de uniekheid van de ander trachten te begrijpen? Om onze zorg daarop af te stemmen?’ Dat is natuurlijk ook zo. Alleen wijst Levinas ons op een dynamiek die onder het begrijpen ligt. Hij leert ons namelijk dat we de ander nooit volledig kennen en doorgronden, zelfs niet als we dat denken. Hij leert ons dat we telkens opnieuw het gesprek moeten aangaan en dat luisteren centraal staat in persoonsgerichtheid: luisteren als houding van ‘niet weten’. Het gaat bij persoonsgerichtheid niet om het (eenmalig) ‘vergaren van info over de ander’.
De dynamiek die centraal staat als het over persoonsgerichtheid gaat, is ook steeds een relationele dynamiek. Het is namelijk nooit eenrichtingsverkeer. De luisteraar is geen digitale bandopnemer of zo. Om dan na het opnemen van de noden van het moment, als een jukebox de juiste plaat af te draaien, perfect getimed. De luisteraar is ook een spreker. Het is een persoon die net door de interactie met de ander, door het luisteren en navenante spreken, tot persoonsgerichte zorg komt: zorg die de ander niet zomaar op zijn wenken bedient, maar die hem appelleert aan zijn persoon-zijn. Persoonsgerichte zorg is vooral zorg die recht doet aan de ander als iemand in volle groei, ook al is dit op het einde van het leven. Het is die ander beschouwen als iemand die steeds nieuwe dingen kan leren kennen en die op zijn beurt aan jou iets te vertellen heeft …
Met een zorgkundige had een bevriend directeur van een wzc het over een concert van Paul Kalkbrenner, een artiest die in de technoscene actief is. Zijn kinderen hadden hem meegesleept daarnaartoe en het concert had hem overrompeld. De zorgkundige, een liefhebber van Kalkbrenner, vertelde hem over enkele bewoners van haar leefgroep, net als zijzelf ook grote liefhebbers van dansen. Ze had met hen een deal gesloten: zij zouden haar leren dansen op ‘hun’ muziek, zij hen op die van haar. Mijn goede vriend ging meekijken toen dat laatste gebeurde. Het bracht hen bij het initiatief dat nu nog kan worden bewonderd, via deze link.
‘Heb je als tachtiger nog wel energie over voor het grote ongenoegen tegenover de maatschappij?’, zo vraagt An Olaerts zich in het artikel over muziek in het wzc af. Wel, bekijk het filmpje, zou ik zeggen. Dan twijfel je bij het beantwoorden van die vraag. Dat is precies wat het gelaat van de ander met ons doet: het zet ons weten op losse schroeven, op het ongemakkelijke af.
Niettemin zie ik mezelf geen technofan worden, zelfs niet in het woonzorgcentrum later. Hoewel ik zelfs dat niet met zekerheid kan zeggen. Als op die dag een jonge zorgkundige mijn kamer binnenstapt en me met een aanstekelijke energie uitdaagt, tja, wat dan? Wie weet …